1. ze is een zeer mooie vrouw.2. de trein snel.3. Nederland de taart is heerlijk.4. laptop computers in Nederland is erg duur.5. Ik kan niet vinden mijn rode pen.
1. Ze was een heel mooie vrouw. 2. De trein binnenkort. 3. Nederland heerlijke taart. De laptops zijn duur in Nederland. 5. Ik kan mijn rode pen niet vinden.
1. Ze is een zeer mooie vrouw. 2. De trein is erg snel. 3. Nederland de taart is heerlijk. 4. laptop in Nederland zijn vrij duur. 5. IK kan niets vinden mijn rode pen.